Klaas Koops, Sibylle Geelen en Michael Boele van Hensbroek
Inleiding
Epidemiologie
Praktische benadering
Anamnese
Lichamelijk onderzoek
Aanvullend onderzoek
Differentiaal diagnose
Behandeling
Specifieke tropische ziekten
Buiktyfus
Rickettsioses
Dengue, chikungunya
Emerging viral infections
Malaria
Leishmaniasis
Schistosomiasis
Algemene inleiding
Er zijn veel mogelijke oorzaken van koorts bij kinderen. Wanneer een kind recent is teruggekeerd uit de tropen wordt het aantal mogelijkheden nog groter. Het is belangrijk om daarvan in ieder geval de bedreigende of besmettelijke oorzaken te onderkennen. In dit hoofdstuk zullen we de epidemiologie en de praktische benadering van koorts na tropenbezoek bespreken, gevolgd door een korte beschrijving van meest voorkomende ziektebeelden. Voor verdere informatie geven we suggesties voor (online) naslagwerken en hulpmiddelen.
terug naar boven
Epidemiologie
Er zijn weinig epidemiologische gegevens over koorts na tropenbezoek bij kinderen in Nederland. Alledaagse virale infecties zijn ook na tropenbezoek waarschijnlijker dan tropische infectieziekten. Naar schatting is in Nederland de verhouding ongeveer 4:1. Tropische infectieziekten komen soms epidemisch voor (Ebola virus in West-Afrika (2013), chikungunya in Caraïbische gebied (2014), Zika-virus in Zuid-Amerika (2016)), waardoor epidemiologische gegevens over voorkomende ziektebeelden soms snel gedateerd zijn. Organisaties als de WHO en het RIVM hebben actuele informatie van eventuele epidemieën.
terug naar boven
Praktische benadering (flow diagram + tabellen)
De praktische benadering van een kind dat koorts heeft na tropenbezoek verschilt weinig van die van kinderen met koorts in het algemeen. Wel is er een aantal specifieke aandachtspunten in anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek.
Anamnese
Een reisanamnese is onmisbaar, en kan de differentiaal diagnose belangrijk beïnvloeden. Vraag in ieder geval naar:
Lokatie: waar is het kind geweest? Zie voor een overzicht van ziektebeelden naar lokatie tabel 1.
Tijd: wat is het tijdsbeloop tussen de bezochte gebieden en het ontstaan van de klachten? Zie voor en overzicht van ziektebeelden naar besmettingsduur tabel 1.
Blootstelling: wat heeft het kind gedaan, gegeten, gedronken? Vraag of het kind op vakantie was, of dat familie/vrienden in het buitenland werden bezocht, omdat het laatste vaker leidt tot blootstelling aan lokaal gebruikelijke eet/drink gewoonten. Bij oudere kinderen moet worden gevraagd naar seksuele contacten. Zie hiervoor ook tabel 2.
Verder moet profylactische medicatie (malaria), vaccinatiestatus en eventueel eerder gekregen behandeling worden uitgevraagd.
terug naar boven
Lichamelijk onderzoek
Bij lichamelijk onderzoek wordt gezocht naar een focus voor de koorts.
Koorts zonder focus past bij onder andere malaria, dengue, buiktyfus, rickettsiosen, hiv, schistosomiasis en veel algemene infecties.
Koorts met hoesten kan passen bij algemeen voorkomende luchtweginfecties. Een aantal tropische verklaringen zijn katayamasyndroom (na een schistosomiasis infectie), tuberculose en buiktyfus. In epidemieverband moet aan Middle-East Respiratory Syndrome (MERS) en Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS) gedacht worden. Bij worminfecties is er vaak een fase van longpassage, waarbij er respiratoire klachten kunnen optreden in combinatie met eosinofilie (loefflersyndroom).
Koorts met bloedingsneiging kan voorkomen bij ernstige malaria (diffuse intravasale stolling), ernstige dengue (dengue-hemorragische koorts), rickettsiosen, leptospirose en zeldzame maar ernstige virale hemorragische koortsen. Er moet ook aan niet-tropische oorzaken (meningokokkensepsis) worden gedacht.
Neurologische symptomen kunnen voorkomen bij cerebrale malaria, buiktyfus en virale infecties als tekenencefalitis.
Huidafwijkingen kunnen een belangrijk aanknopingspunt zijn. Bij dengue is er vaak een exantheem. Bepaalde rickettsiosen veroorzaken een inoculatie-eschar, een oppervlakkige necrose van de huid op de insteekplaats. Ook bij trypanosomiasis kan een eschar gevonden worden. Bij malaria zijn er in het algemeen geen huidafwijkingen.
Hepatomegalie, splenomegalie: bij veel tropische infectieziekten kunnen lever en milt wat vergroot zijn; enige splenomegalie vormt dus geen duidelijk diagnostisch aanknopingspunt. Uitgesproken splenomegalie past bij viscerale leishmaniasis (kala-azar).
Koorts met gastro-intestinale klachten (buikpijn, diarree) komt relatief vaak voor, meestal al tijdens het bezoek aan de tropen. Bij kinderen met koorts en diarree kan met feces PCR gezocht worden naar bacteriële oorzaken (Salmonella, Shigella, Campylobacter, Yersinia). Virusanalyse is meestal niet nuttig. Parasitaire diarree veroorzaakt meestal geen koorts; wel moet aan amoebedysenterie worden gedacht. Bij buiktyfus staat diarree in het begin vaak niet op de voorgrond, maar kunnen de patiënten juist klagen over obstipatie en hoesten. Kinderen met malaria en dengue kunnen zich in de eerste fase ook presenteren met koorts en diarree.
Arthralgieen en artritis kunnen wijzen op chikungunya, dengue of Zika virusinfectie, maar ook bij bacteriële darminfecties.
terug naar boven
Aanvullend onderzoek
Als eerste aanvullende onderzoeken worden een bloedkweek, malariadiagnostiek (zie hieronder), bloedbeeld, CRP, leverenzymen, urineanalyse en eventueel een thoraxfoto geadviseerd. Neem ook direct spijtserum af. Afhankelijk van de anamnese moet een hiv-test bij oudere kinderen overwogen worden.
Veranderingen van het bloedbeeld kunnen bij tropische infectieziekten soms aanknopingspunten geven. Bij de meeste ernstige virale infecties wordt een leukopenie gevonden. Het leukocytengetal is bij viscerale leishmaniasis, buiktyfus, rickettsiosen en malaria vaak verlaagd of normaal. Leukocytose wordt gezien bij andere bacteriële infecties en ernstige malaria. Eosinofilie komt vaak voor bij worminfecties, zoals bij schistosomiasis. Trombocytopenie wordt gezien bij veel virale koortsende ziekten en bij malaria. Veel infecties, waaronder dengue, gaan gepaard met verhoogde aminotransferasen. Zie tabel 3 voor een overzicht.
terug naar boven
Differentiaal diagnose
In de differentiaal diagnose moeten naast tropische oorzaken van koorts juist ook de alledaagse ziektebeelden worden opgenomen. Gebruik van online hulpmiddelen kan helpen om zeldzame oorzaken van koorts waarmee men niet vertrouwd is toch te overwegen. Op www.fevertravel.ch kan met informatie uit anamnese en lichamelijk onderzoek een differentiaal diagnose worden gemaakt van de meest voorkomende en/of bedreigende aandoeningen, en worden suggesties gegeven voor aanvullend onderzoek en behandeling. De WHO heeft data van epidemieën en ziekte-uitbraken (disease outbreak news, www.who.int/csr/don), ook doorzoekbaar per land.
terug naar boven
Behandeling
Overweeg steeds of isolatie nodig is, bijvoorbeeld bij virale hemorragische koorts, maar ook bij mogelijkheid van MRSA.
Wanneer het kind ernstig ziek is, en er nog geen diagnose gesteld is, moet empirische behandeling worden gestart. Geef breedspectrum antibiotica, en behandel malaria (zie hieronder) als de patiënt in een gebied is geweest waar malaria voorkomt.
Wanneer de diagnose duidelijk is kan een specifieke behandeling worden gegeven.
Zonder diagnose, of bij uitblijven van effect van behandeling moet de differentiaal diagnose opnieuw worden gemaakt en malaria opnieuw worden uitgesloten.
terug naar boven
Specifieke tropische ziekten
Bacterieel
Buiktyfus
Buiktyfus (Typhoid fever) wordt veroorzaakt door Salmonella typhi en paratyphi (volledig: S. enterica serotype typhi / paratyphi). De ziekte komt wereldwijd voor, maar wordt met name gezien bij reizigers uit Azië.
De route van besmetting is feco-oraal, meestal via onvoldoende hygiënisch bereid eten. De incubatietijd varieert van een week tot ongeveer een maand. Daarna ontstaat een klinisch aspecifiek ziektebeeld met koorts, malaise en hoofdpijn. In het beginstadium is er soms een droge hoest. Buikpijn, obstipatie en diarree komen voor; diarree is dus niet obligaat. Later in het ziektebeloop kunnen complicaties ontstaan, waaronder darmperforatie en secundaire peritonitis (vaak bij oudere kinderen).
Bij lichamelijk onderzoek kan in een vroeg stadium een huiduitslag gevonden worden (‘rose spots’) en soms een relatieve bradycardie (minder tachycard dan verwacht bij de mate van koorts). Later in het ziektebeloop ontstaat splenomegalie. Bij aanvullend onderzoek wordt een milde leukopenie gevonden, en stijging van transaminasen. De diagnose wordt gesteld met kweek. Daarbij is een kweek van beenmerg het meest gevoelig. Bloed- en feceskweken kunnen vals-negatief zijn en serologie is aspecifiek.
Bij behandeling met antibiotica moet rekening gehouden worden met resistentie, met name bij reizigers vanuit Azië. Bij kinderen worden azitromycine, ceftriaxon of ciprofloxacine geadviseerd.
Buiktyfus is een meldingsplichtige ziekte.
terug naar boven
Rickettsioses
Rickettsiae zijn kleine, intracellulair levende bacteriën, die worden overgebracht door geleedpotigen zoals vlooien, luizen en teken. De incubatietijd is ongeveer een week, daarna ontstaat een acuut ziekbeeld met hoge koorts, hoofdpijn, spierpijn, en soms – afhankelijk van de soort – een huiduitslag (spotted fever). Bij een aantal rickettsiosen is bij lichamelijk onderzoek een inoculatie-eschar te vinden. African tick-bite fever, veroorzaakt door R. africae, is de meest voorkomende rickettsiose bij reizigers uit sub-Sahara Afrika, en verloopt meestal mild. Andere rickettsiosen (bijvoorbeeld Rocky mountain spotted fever) zijn zeldzamer, maar kunnen ernstig verlopen. De diagnostiek is in een vroeg stadium lastig, en de behandeling moet vaak op klinische gronden worden gestart. Met PCR kunnen uit biopten van de huidlesies bacteriën worden aangetoond, verder wordt serologie gebruikt. Rickettsiae zijn goed gevoelig voor behandeling met doxycycline. Bij kinderen jonger dan 8 jaar zou gekozen kunnen worden voor azitromycine of fluorquinolonen. De prognose is bij vroege behandeling uitstekend. Bij ernstiger vormen van rickettsiosen kan uitstel van de behandeling fataal zijn.
terug naar boven
Viraal
Dengue, chikungunya
Dengue is een koortsende ziekte die wordt veroorzaakt door het dengue virus. Dengue komt in Nederland alleen als importziekte voor. Incidentiecijfers van dengue infecties bij kinderen zijn er niet. Dengue is een arbovirus (arthropod-borne), de vector is de Aedes mug. Er zijn 4 verschillende dengue serotypes.
Klinisch presenteert dengue zich na een incubatietijd van 3 tot maximaal 14 dagen met hoge koorts, retro-orbitale hoofdpijn, en gewrichtspijnen (‘knokkelkoorts’). Bij lichamelijk onderzoek wordt vaak een rash gezien. Bij aanvullend onderzoek is er meestal leukopenie, trombopenie, en stijging van transaminasen. De diagnose kan worden gesteld met serologie, PCR of een antigeen-test.
Een gerichte behandeling is er niet, en meestal gaan de klachten vanzelf over, al kunnen de gewrichtsklachten wel lang aanhouden. In zeldzame gevallen kunnen complicaties ontstaan, met name dengue shock syndrome, en dengue hemorrhagic fever. Deze complicaties treden met name op bij patiënten die al immuun zijn voor één serotype, en geïnfecteerd worden met een ander serotype. Bij het ontstaan van complicaties is uitgebreidere supportive- of intensive care nodig. Dengue is in Nederland niet besmettelijk, en is geen meldingsplichtige ziekte.
Chikungunya is een andere arbovirus infectie met een klinisch beeld dat vergelijkbaar is met dengue. Sinds 2014 is er in het Caribische gebied een chikungunya epidemie. Bij volwassen staan koorts, spier- en gewrichtsklachten op de voorgrond. De presentatie bij kinderen kan divers en aspecifiek zijn, en bij kinderen met koorts uit een epidemisch gebied moet laagdrempelig op chikungunya worden getest. De behandeling is, net als bij Dengue, symptomatisch.
terug naar boven
Emerging viral infections
In de afgelopen jaren zijn er epidemieën geweest van virale infectieziekten, die theoretisch ook als importziekte bij kinderen zouden kunnen voorkomen. Voor alle hieronder genoemde virale infecties geldt dat de incubatietijd relatief kort is, variërend van een aantal dagen tot maximaal twee weken. Gerichte behandeling is (nog) niet mogelijk, de behandeling bestaat uit ondersteuning en zo nodig isolatie.
Corona-virus infecties (MERS, SARS) – Sinds 2002 zijn er in China, en later ook daarbuiten, epidemieën geweest van Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS). Het ziektebeloop was bij kinderen meestal relatief mild. In 2012 werd Middle-East Respiratory Syndrome (MERS) beschreven, net als SARS veroorzaakt door een coronavirus. Er zijn tot dusver nog weinig MERS infecties bij kinderen beschreven. De mens-op-mens besmettelijkheid van het virus dat MERS veroorzaakt is nu slecht, maar zou door mutaties in het virus in de toekomst kunnen toenemen.
Zika-virus infecties hebben epidemieen veroorzaakt in Oceanië (2013) en Zuid-Amerika (2016). Zika-virus is een arbovirus infectie die wordt overgedragen door de Aedes mug, die ook dengue, chikungunya en gele koorts overdragen. Het verspreidingsgebied van deze mug neemt toe, en daarmee zou mogelijk ook een ziekte als Zika zich over een groter gebied kunnen verspreiden. Het ziektebeeld zelf is vergelijkbaar met dat van veel virale infecties (koorts, malaise, conjunctivitis). Zika virus is neurotroop, en infectie tijdens de zwangerschap kan ernstige ontwikkelingsstoornissen van de hersenen en daarbij microcefalie bij de foetus veroorzaken.
Virale hemorrhagische koorts – Er zijn geen kinderen geweest die Ebola hebben opgelopen als importziekte tijdens de grote Ebola epidemie in West-Afrika (vanaf 2013). Het voorkomen van ernstige virale hemorrhagische koorts als importziekte bij epidemieën is echter niet ondenkbaar. Als een kind korter dan twee weken geleden is teruggekomen uit een epidemiegebied en klachten heeft die zouden passen bij virale hemorrhagische koorts moet isolatie ernstig worden overwogen. Meestal zal er voor dergelijke situaties een ziekenhuisbreed en/of landelijk protocol bestaan.
terug naar boven
Parasitair
Malaria
Malaria is in aantal en ernst de belangrijkste tropische oorzaak van koorts, en moet altijd worden uitgesloten. In Nederland wordt malaria ongeveer 30 keer per jaar bij kinderen gevonden.
Malaria veroorzaakt door Plasmodium falciparum (malaria tropica) kan fataal verlopen, terwijl P. vivax, ovale, malariae en knowlesi vaak een milder ziektebeeld veroorzaken. De reproductie van de malaria parasiet in de mens speelt zich eerst af in de lever en daarna in de erytrocyten. Pas in het erytrocytaire stadium ontstaan de symptomen. De incubatietijd wordt dus bepaald door de reproductiefase in de lever, en is in het algemeen 10 tot 14 dagen. Parasieten van alle soorten behalve P. falciparum kunnen langere tijd inactief in de lever aanwezig blijven (hypnozoieten), en kunnen soms jaren later vrij komen en tot ziekte leiden. Klinisch is malaria meestal een aspecifiek, griepachtig ziektebeeld, met koorts, koude rillingen, hoofdpijn, spierpijn en malaise en ook wel braken en diarree. Een ernstig beloop kan gepaard gaan met hemolyse, nierfalen en neurologische verschijnselen (sufheid, convulsies en uiteindelijk coma: cerebrale malaria).
De diagnostiek richt zich op het aantonen van de parasiet. Dat kan met microscopie (dikke druppel preparaat, uitstrijkje) en antigeen tests (rapid diagnostic test). De uitslag van onderzoek moet binnen 3 uur beschikbaar zijn, en het is aan te raden te overleggen met het laboratorium op welke manier het bloed moeten worden afgenomen. Met een uitstrijkje kan het percentage geïnfecteerde erytrocyten worden bepaald. Deze parasitemie is enigszins gerelateerd aan de ernst van de infectie. Een parasitemie >5% is zeer ernstig, maar ook bij een lagere parasitemie kunnen kinderen al ernstig ziek zijn. Omgekeerd kunnen sommige kinderen bij hoge parasitemieën weinig symptomen vertonen. Daarnaast kunnen oudere kinderen die langere tijd in een endemisch gebied hebben gewoond, een zeker immuniteit hebben ontwikkeld voor malaria (premunition). Bij hen is een lage parasitemie niet altijd de verklaring van de koorts en moet ook aan andere oorzaken worden gedacht. Bij aanvullend onderzoek is er in het algemeen weinig specifiek, vaak is er geen of slechts milde leukocytose, wel trombocytopenie. Het CRP is verhoogd. Het glucose kan soms sterk verlaagd zijn.
Behandeling van P. falciparum-malaria is, bij ernstige malaria, met artemisinine i.v. of, bij milde infecties met een combinatietherapie voor orale behandeling. Als er gestart wordt met intraveneuze behandeling, wordt zodra dit mogelijk is over gegaan op orale behandeling met een combinatietherapie (bijvoorbeeld artemisinine plus lumefantrine) voor in totaal 3 dagen. Als malaria vroeg wordt behandeld, is het herstel snel en restloos. Alleen na cerebrale malaria kunnen er neurologische restverschijnselen optreden. Malaria is in Nederland niet besmettelijk, behoeft geen isolatie, maar is wel een meldingsplichtige ziekte (groep C).
terug naar boven
Leishmaniasis
Leishmaniasis wordt veroorzaakt door infecties met de protozo Leishmania. Er bestaat een cutane, muco-cutane en een viscerale vorm van Leishmaniasis. Viscerale leishmaniasis (kala-azar) wordt veroorzaakt door L. infantum en L. donovani, en komt met name voor in Bangladesh, Nepal, India, Ethiopie, Soedan en Brazilie, maar ook wel rond het middellandse zeegebied.
De vector is een zandvlieg. Bij een beet van de vlieg worden de parasieten in de huid geïnjecteerd; ze infecteren vervolgens macrofagen, en beginnen aan een reproductiefase, die zich bij viscerale leishmaniasis afspeelt in beenmerg, lever en milt.
De incubatietijd is lang, meestal twee tot zes maanden, maar kan zelfs langer zijn. De kliniek wordt gekenmerkt door langdurige koorts, gewichtsverlies en nachtzweten. Bij lichamelijk onderzoek is er (extreme) splenomegalie, en soms ook hepatomegalie. Ten gevolge van de pancytopenie kan er een bloedingsneiging zijn, en kunnen secundaire infecties optreden. De diagnose wordt gesteld door aantonen van de parasiet in beenmerg of milt-aspiraat. Ook serologie en PCR kunnen gebruikt worden. Zonder behandeling is viscerale leishmaniasis vaak fataal. Behandeling is meestal met liposomaal amfotericine B.
Differentiaal diagnostisch kan aan hematologische maligniteiten worden gedacht.
terug naar boven
Schistosomiasis
Schistosomiasis is een worminfectie waarbij in een vroeg stadium koorts kan optreden. Schistosomen zijn rondwormen met een levenscyclus in zoetwaterslakken en de mens. Soms herinneren patiënten zich een zogenaamde ‘swimmers itch’: een jeukende huiduitslag direct na zwemmen in geïnfecteerd water. De jeuk wordt veroorzaakt door de larven (cercariae) die de huid van de gastheer doorboren. De cercariae ontwikkelen zich tot volwassen wormen, die in de plexus van de darm of blaas leven. De klinische verschijnselen ontstaan door de immunologische reactie op de schistosoma eitjes. Lokale symptomen ontstaan door ontsteking rondom schistosoma eitjes die zijn meegevoerd naar bloedvaten van lever, blaas of darm. Soms kunnen eitjes ook in het centraal zenuwstelsel terecht komen en neurologische uitval veroorzaken. De systemische immunologische reactie (‘Katayama fever’) kan 1 tot 3 maanden na besmetting optreden. Het ziektebeeld is aspecifiek, met koorts, malaise, spierpijn en hoesten. Soms zijn er urticaria. Bij aanvullend onderzoek is er vaak eosinofilie. Aantonen van de eitjes en serologie kunnen de diagnose bevestigen, waarbij men zich moet realiseren dat vroege diagnostiek (<6 weken na besmetting) vals-negatieve resultaten kan geven. Onbehandeld kunnen de klachten weken aanhouden. De behandeling bestaat een eenmalige dosis praziquantel. De prognose is afhankelijk de mate van besmetting. Voor reizigers die maar relatief kort aan schistosomiasis zijn blootgesteld is de prognose goed.
terug naar boven
Tabellen
Tabel 1. Overzicht van tropische infectieziekten naar geografie en incubatietijd.
De incubatietijd van malaria kan langer zijn bij gebruik van profylaxe. Mondiaal voorkomende oorzaken moeten voor elk continent in overweging worden genomen. Met name malaria moet steeds worden uitgesloten. In elke cel staan de meer voorkomende oorzaken bovenaan.
Incubatietijd /Lokatie
|
0-2 weken
|
2 weken – 2 maanden
|
> 2 maanden
|
Mondiaal
|
Malaria §
Enteritis (SSYC)*
Buiktyfus
Rickettsiosen
Leptospirose
Virale hemorragische koortsen**
West Nile virus
Rabies
|
Malaria §
Buiktyfus (typhoid fever)
Q koorts
Leptospirose
Tuberculose
Brucellose
Rabies
Hepatitis A/E
|
Malaria §§
Tuberculose
Brucellos
Hepatitis B/E
|
Afrika
|
Rickettsiosen (mn african tick bite fever)
Dengue
Trypanosomiasis
Chikungunya
Virale hemorragische koortsen**
|
Katayamasyndroom (schistosomiasis)
Rickettsiosen (mn african tick bite fever)
Trypanosomiasis
Amoebiasis
|
Katayamasyndroom (schistosomiasis)
Trypanosomiasis
Leishmaniasis (kala azar)
Filariasis
Amoebiasis
|
Azie
|
Dengue
Rickettsiosen (scrub typhus)
Tick borne encephalitis
Japanese encephalitis
Melioidosis
|
Rickettsiosen (scrub typhus)
Melioidosis
|
Leishmaniasis (kala azar)
|
Zuid Amerika
|
Dengue
Chikungunya
Rickettsiosen (rocky mountain spotted fever)
Virale hemorragische koortsen**
|
Rickettsiosen (rocky mountain spotted fever)
Bartonellosis
Hantavirus
|
|
* SSYC: Salmonella, Shigella, Campylobacter & Yersinia; ** soort verschilt per region (Afrika: gele koorts, Lassa, Ebola, Marburg, Crimean congo; Zuid Aerika: Junin, Machupo); § P. falciparum vaker dan andere vormen (vivax/ovale/malariae/knowlesi); §§ P. falciparum minder vaak dan andere vormen.